Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AM2459

Datum uitspraak2003-10-22
Datum gepubliceerd2003-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303047/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij afzonderlijke besluiten van 8 december 1998 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand Amsterdam drie aanvragen van appellante om toevoeging in de zin van de Wet op de rechtsbijstand afgewezen.


Uitspraak

200303047/1. Datum uitspraak: 22 oktober 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 4 april 2003 in het geding tussen: appellante en de raad voor rechtsbijstand Amsterdam. 1. Procesverloop Bij afzonderlijke besluiten van 8 december 1998 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand Amsterdam drie aanvragen van appellante om toevoeging in de zin van de Wet op de rechtsbijstand afgewezen. Bij besluit van 31 mei 1999 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 april 2003, reg.nr. AWB 99/7345 WRB, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 9 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 20 juni 2003 heeft de raad van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2003, waar de raad is verschenen, vertegenwoordigd door M.M.C. Laan, werkzaam bij de raad. 2. Overwegingen 2.1. Bij besluit van 23 september 1999 heeft de raad vorenbedoeld besluit van 31 mei 1999 ingetrokken. Bij besluit van 4 december 2000 met zaaknummers 990028 en 980479 heeft de raad onder meer een nieuw besluit genomen op het tegen de besluiten van 8 december 1998 gerichte administratief beroepschrift van appellante. Bij uitspraak van 4 april 2003, AWB 01/533 WRB en 01/534 WRB, heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 4 december 2000 ongegrond verklaard. Het door appellante tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2003, no. 200303052/2, niet-ontvankelijk verklaard. 2.2. Tevergeefs betoogt appellante dat voor haar nog een belang resteert bij een inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit van 31 mei 1999, nu door haar wel schadevergoeding is gevorderd, hetgeen de rechtbank heeft miskend. 2.3. Van het feit dat schadevergoeding zou zijn gevorderd, is niet gebleken. De rechtbank heeft gelet hierop terecht geoordeeld dat met de besluiten van 23 september 1999 en 4 december 2000, het procesbelang aan het, tegen het besluit van 31 mei 1999 ingestelde, beroep is komen te ontvallen en het beroep bij gebreke aan procesbelang terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Sparreboom Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2003 195-209.